Wijziging Opvangwet en OCMW-wet: einde opvang en steun bij kennisgeving definitieve negatieve asielbeslissing, niet meer bij verstrijken BGV

In het kort

Vanaf 27-6-2024 bepaalt de datum waarop het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) verstrijkt niet langer het eindpunt van steunverlening aan afgewezen asielzoekers. Voortaan eindigt hun recht op materiële opvang (of financiële steun) bij de definitieve negatieve beslissing in de asielprocedure, met een uitloopperiode van 30 dagen, waarin een terugkeertraject wordt opgesteld en uitgevoerd. In bepaalde gevallen kunnen begunstigden nog verlenging van hun recht aanvragen. Verder krijgt Fedasil de nieuwe bevoegdheid om leegstaande panden te prospecteren in functie van de opvangcapaciteit. De wet van 14-3-2024 tot wijziging van de Opvangwet en OCMW-wet treedt op 27-6-2024 in werking, voor definitieve negatieve asielbeslissingen vanaf dan. Voor definitieve negatieve asielbeslissingen vóór 27-6-2024 blijft de oude regeling gelden.

Einde materiële hulp Fedasil: 30 dagen na definitieve negatieve beslissing

De wetswijziging heeft als doel om het recht op materiële hulp toe te spitsen op de belangrijkste begunstigden ervan, namelijk de verzoekers om internationale bescherming (VIB). Hierbij wordt de koppeling opgeheven tussen het recht op materiële hulp en het verstrijken van de termijn van het BGV. VIB zullen dus alleen recht hebben op materiële hulp als hun verzoek nog in behandeling is en zolang er geen kennisgeving is van een definitieve negatieve beslissing in hun asielprocedure.  

Het oude artikel 6 §1 Opvangwet bepaalde dat het recht op materiële hulp eindigt ‘wanneer de uitvoeringstermijn van een BGV, betekend aan de asielzoeker, verstreken is’. Het gewijzigde artikel 6 bepaalt dat het recht op materiële hulp eindigt ‘met kennisgeving van een definitieve negatieve beslissing in het kader van de procedure betreffende het verzoek om internationale bescherming, in de zin van artikel 1, § 1, 19°, van de Verblijfswet’.

De begunstigde van de opvang geniet gedurende 30 dagen vanaf de kennisgeving van de definitieve negatieve beslissing verder materiële hulp (artikel 6 §1, tweede lid). Het recht op materiële hulp is beëindigd maar de VIB mag tijdens deze 30 dagen wel nog van de opvang genieten. Wanneer het recht op materiële hulp eindigt, wordt het terugkeertraject opgesteld en uitgevoerd binnen deze 30 dagen vanaf de kennisgeving (artikel 6/1 §3, eerste lid Opvangwet).

Een negatieve beslissing is 'definitief' wanneer er geen automatisch schorsend beroep (meer) mogelijk is. Dat is zo in de volgende gevallen: 

  • negatieve beslissing van het CGVS als bij het verstrijken van de beroepstermijn geen opschortend beroep is ingediend;
  • beslissing van de RvV (schorsend beroep) tot verwerpen van het beroep/tot bevestiging van de negatieve beslissing van het CGVS over het VIB;
  • beslissing van niet-ontvankelijkheid door het CGVS vanaf het tweede volgende VIB (derde VIB); 
  • na afsluiting van het verzoek (afstand, technische weigering) als bij het verstrijken van de beroepstermijn geen opschortend beroep is ingediend.

Een cassatieberoep bij de Raad van State tegen een verwerpingsarrest van de RvV werkt niet automatisch schorsend. Het heeft pas schorsende werking van zodra het beroep toelaatbaar verklaard is. 

Artikel 7 §2 Opvangwet bepaalt de gronden op basis waarvan het recht op materiële hulp kan worden verlengd. De bestaande categorieën blijven behouden, maar de verwijzingen naar een BGV worden geschrapt. De opvang kan net als vroeger verlengd worden:

  • om je schooljaar af te maken
  • omdat terugkeer wegens medische redenen niet kan: bijvoorbeeld bij ziekte, zwangerschap of een recente geboorte van je kind
  • omdat terugkeer wegens redenen buiten je wil onmogelijk is
  • omdat je als ouder van een Belgisch kind jonger dan 18 jaar een verblijfsaanvraag hebt ingediend

Artikel 7 §3 Opvangwet voegt daar nog een mogelijkheid aan toe:

  • in bijzondere omstandigheden die verband houden met de menselijke waardigheid

Lees meer over deze verlengingen van het recht op opvang

Einde financiële steun OCMW: 30 dagen na definitieve negatieve beslissing

De OCMW-wet wordt ook gewijzigd, namelijk artikel 57 §2, vierde en vijfde lid, en in lijn gebracht met de Opvangwet. Ook het recht op maatschappelijke dienstverlening voor VIB die werkelijk steuntrekkende was (in de uitzonderlijke gevallen van geen of een opgeheven toewijzingscode 207 of een OCMW-toewijzing voor financiële steun), eindigt met de kennisgeving van een definitieve negatieve beslissing in de asielprocedure. Ook hier wordt de link tussen het BGV en de steun doorgeknipt. De VIB geniet verder maatschappelijke dienstverlening 30 dagen vanaf de kennisgeving van de definitieve negatieve beslissing. Cassatieberoep instellen bij de RvS geeft geen recht op maatschappelijke dienstverlening. Er is pas recht op maatschappelijke dienstverlening als de RvS het cassatieberoep ontvankelijk (sic; toelaatbaar) verklaart. 

Uitbreiding bevoegdheid Fedasil: prospectie leegstaande panden

Een tweede doelstelling van de wetswijziging is om Fedasil de mogelijkheid te bieden nieuwe plaatsen te vinden om de begunstigden van materiële hulp te huisvesten. Hiervoor krijgt Fedasil toegang tot de contactgegevens van eigenaars van ongebruikte onroerende goederen die aan bepaalde criteria voldoen. In dit kader worden de bevoegdheden van Fedasil uitgebreid. Het gewijzigde artikel 56 Opvangwet breidt de bevoegdheid van Fedasil uit. Fedasil kan prospectie doen naar leegstaande panden die als die als opvangstructuur kunnen worden gebruikt (§1). Fedasil kan voortaan ook contact opnemen met de eigenaars van leegstaande panden die als opvangstructuren kunnen worden gebruikt, om met hen deze mogelijkheid te bespreken. Fedasil kan contact opnemen met de Federale Overheidsdienst Financiën of elke andere overheidsinstantie die een register van leegstaande panden bijhoudt om dergelijke gegevens te verkrijgen (§2, 5°).

Vragen voor verduidelijking

De praktische toepassing van de nieuwe regelgeving wordt nog verduidelijkt in nieuwe richtlijnen van Fedasil (van 20 juni 2024 over einde en verlenging van materiële opvang, en van 19 juni 2024 over terugkeerbegeleiding) en van de POD Maatschappelijke Integratie (over OCMW-steun: aankomend), en ook andere aankomende wetswijzigingen (o.a. over terugkeer) hebben nog invloed. We zullen alle info in detail verwerken op onze vaste themapagina's over opvang en steun en over verblijfsrecht en terugkeer, en indien nodig actualiseren we ook deze nieuwspagina. 

Hieronder stellen we enkele vragen over wat nu nog onduidelijk is: 

Tot nog toe kregen VIB die ook een regularisatie-aanvraag artikel 9bis Verblijfswet hadden ingediend die nog in behandeling was, vaak geen BGV. In de praktijk kregen ze pas een BGV wanneer DVZ ook de 9bis-aanvraag geweigerd had. Voortaan zal niet een eventueel BGV de termijn van 30 dagen doen starten maar de definitieve negatieve beslissing over het verzoek om internationale bescherming. De vraag rijst of de wetswijziging en de ontkoppeling van het recht op opvang en het BGV voor deze groep zal leiden tot een de facto uitsluiting uit het opvangnetwerk. Het is in bepaalde gevallen mogelijk om een aanvraag tot verlenging van materiële opvang op basis van artikel 7 Opvangwet in te dienen: misschien zal dat dan meer gebeuren bij lopende 9bis of 9ter aanvraag, maar Fedasil moet daar dan over oordelen volgens de strenge criteria voor verlenging van opvang.

Verder vragen we ons ook af hoe deze ontkoppeling zich verhoudt tot de terugkeerbegeleiding. Zo is de kans groter dat men het opvangcentrum zal moet verlaten voor het verlopen van het BGV en de effectieve terugkeer. Dit kan terugkeerbegeleiding bemoeilijken. Artikel 3 van de wet van 14 maart 2024 stipuleert dat het terugkeertraject opgesteld en uitgevoerd wordt binnen een termijn van 30 dagen vanaf de definitieve negatieve beslissing. Maar ook tijdens een terugkeertraject kan blijken dat een 9bis, 9ter of andere verblijfsaanvraag en een verlenging van opvang aangewezen is?

De nieuwe regelgeving lijkt nog slechts een uitlooprecht op opvang (op een open terugkeerplaats) te voorzien voor zover men al effectief opvang kreeg? Dit doet een lezing van artikel 6 §1 tweede lid Opvangwet toch uitschijnen: ‘de begunstigde van de opvang geniet gedurende dertig dagen vanaf de kennisgeving van de definitieve negatieve beslissing verder materiële hulp’. Of de instroom in een open terugkeerplaats mogelijk blijft zoals dit in het verleden op basis van de instructie van 20 oktober 2015 van Fedasil het geval was in het kader van een lopend BGV, zal nog moeten blijken. De nieuwe instructie van 19 juni 2024 van Fedasil over terugkeerbegeleiding die de instructie van 20 oktober 2015 vervangt, vermeldt die mogelijkheid niet meer. Dus: de rechtspositie van afgewezen VIB die al tijdens hun asielprocedure geen materiële opvang kregen, is hoogst onduidelijk (zie ook ons dossier 'asielopvangcrisis'). Bij einde opvang zijn nog enkele situaties van verlenging van het recht op opvang voorzien, bij einde OCMW-steun of bij geen steun is dat niet geregeld. Vraag is dan of de oude rechtspraak over OCMW-steun bij onmogelijke terugkeer zal herleven?

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en AgII