Terugkeertraject algemeen

In het kort

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) volgt de bevelen om het grondgebied te verlaten (BGV) op. Binnen de termijn van je BGV, veronderstelt DVZ dat je vrijwillig het grondgebied verlaat en ook in het kader van de medewerkingsplicht hieraan meewerkt. 

DVZ past hiervoor een aanklampende begeleiding toe die verschillende vormen kan aannemen en geldt voor elke vreemdeling die aan een vertrekverplichting is onderworpen.

Opvolging BGV en medewerkingsplicht

Wanneer de gemeente een BGV ontvangt van DVZ roept de gemeente je per brief op voor de betekening van het BGV. De gemeente stuurt een kopie van de betekening van je BGV naar DVZ. De opvolging van DVZ zal vanaf nu ook afhankelijk zijn van de inspanningen die je zelf doet in het kader van de medewerkingsplicht. Het gaat om een inspanningsverbintenis. De vreemdeling werkt mee aan de uitvoering van een bevel om het grondgebied te verlaten. Ze geldt zowel voor derdelanders als unieburgers en kan gesanctioneerd worden met preventieve en minder dwingende maatregelen voor vasthouding. Deze medewerking kan op 9 mogelijke manieren. 

Afhankelijk van de beoordeling van jouw dossier kan DVZ besluiten:

Vrijwillige terugkeer en preventieve maatregelen

Als je een BGV ontvangt, dan moet je op eigen initiatief het grondgebied verlaten binnen de daarin bepaalde termijn. Als je over onvoldoende financiële middelen beschikt, kan je in bepaalde gevallen van de Belgische overheid ondersteuning bij vrijwillige terugkeer krijgen. 

Om het risico op onderduiken tijdens de termijn voor vrijwillig vertrek te vermijden, kan je worden verplicht tot het vervullen van preventieve en minder dwingende maatregelen.

De wet voorziet de mogelijkheid om ook preventieve maatregelen aan Unieburgers, hun familieleden en aan familieleden van Belgen op te leggen. Een Koninklijk Besluit moet nog bepalen welke maatregelen dit kunnen zijn. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het Unierecht zoals afgebakend door het Grondwettelijk Hof in arrest 187/2021 van 23 december 2021. Lees ons nieuwsbericht over de vernietiging van de bepaling die de vasthouding van Unieburgers en hun familieleden mogelijk maakte.

Zolang de termijn van het BGV loopt, geldt in principe een verbod op gedwongen verwijdering, tenzij:

  • er een risico op onderduiken bestaat of
  • je de opgelegde maatregelen niet respecteerde of
  • je een bedreiging bent voor de openbare orde en de nationale veiligheid.

Adrescontrole

Na het verstrijken van de termijn van je BGV, kan de de politie op vraag van DVZ je adres controleren om vast te stellen of je al dan niet vertrokken bent. 

Bij de adrescontrole speelt het beginsel van de onschendbaarheid van de woning  een belangrijke rol. Op grond hiervan mag de politie je woning alleen betreden:

  • met een huiszoekingsbevel of
  • als je instemt met de woonstbetreding.

Je bent niet verplicht de deur te openen of de politie binnen te laten maar een weigering kan beschouwd worden als een risico op onderduiken.

De politie maakt een verslag van de adrescontrole over aan de DVZ. De gemeente ontvangt er een kopie van. 

Repatriëring

De minister of DVZ gaat over tot repatriëring van een derdelander, Unieburger, zijn familielid of het familielid van een Belg, wanneer:

  • geen enkele termijn toegekend is om het grondgebied te verlaten,
  • je België niet verlaten hebt binnen de toegekende termijn om België te verlaten,
  • je, vóórdat de toegekende termijn om België te verlaten verstreken is, een risico op onderduiken vormt, de opgelegde preventieve en minder dwingende maatregelen voor vasthouding niet naleeft of een bedreiging bent voor de openbare orde of de nationale veiligheid.

Wanneer je je verzet tegen je repatriëring of een risico vormt op gevaar tijdens zijn repatriëring, gaat DVZ over tot je gedwongen terugkeer, zo nodig onder begeleiding.

De autoriteiten mogen dan dwangmaatregelen gebruiken met eerbiediging van de artikelen 1 en 37 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

Wanneer de verwijdering langs een luchtweg wordt uitgevoerd, worden de maatregelen genomen overeenkomstig de gemeenschappelijke richtsnoeren voor verwijdering door de lucht, gevoegd bij beschikking 2004/573/EG.

De Algemene Inspectie van de politie is belast met de controle op de gedwongen terugkeer.   

De mogelijkheden tot repatriëring van Unieburgers en hun familie, voorzien in de Verblijfswet, staan op gespannen voet met het Unierecht:

  • dwangmaatregelen vormen een inperking van het vrij personenverkeer. 

Volgens het Unierecht is dat enkel toegestaan om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid (zie art 27, lid 1 Burgerschapsrichtlijn en o.m. HvJ 7/11/11, C-430/10, Gaydarov; HvJ 10/7/08, C-33/07, Jipa; zie ook art. 45 Handvest van de Grondrechten). De Belgische Verblijfswet laat echter ook de repatriëring toe van Unieburgers en hun familieleden die geen gevaar vormen voor de openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. De inperking van het vrij personenverkeer is dan ook ruimer dan toegelaten door het Unierecht.

  • uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de begrippen ‘openbare orde’ en ‘openbare veiligheid’ een communautaire en zeer restrictieve invulling moeten krijgen omdat deze afwijken van één van de grondbeginselen van de Unie: het recht op vrij verkeer. 

Met name moet de Unieburger of zijn familie steeds een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormen voor een fundamenteel belang van de samenleving. Dit laatste zal dus steeds getoetst moeten worden vooraleer eender welke dwangmaatregel opgelegd kan worden aan een Unieburger of zijn familielid. Ook wanneer de Belgische Verblijfswet dit niet voorziet.

Uitstel repatriëring

In een aantal gevallen stelt DVZ de repatriëring uit van een derdelander, Unieburger, zijn familielid of het familielid van een Belg.

DVZ kan de repatriëring tijdelijk uitstellen op grond van de specifieke omstandigheden van het geval zoals:

  • je fysieke of mentale gesteldheid,
  • het ontbreken van vervoermiddelen
  • het ontbreken van identificatie

De minister of zijn gemachtigde deelt je schriftelijk mee dat de uitvoering van de verwijderingsbeslissing tijdelijk uitgesteld is. In geval van detentie met het oog op verwijdering delen zij je dit uitstel mondeling mee.

Als je wil huwen of een wettelijk geregistreerd partnerschap aangaan, voorziet de omzendbrief van 17 september 2013 in een tijdelijke bescherming tegen repatriëring als je eerder een BGV kreeg. Op deze bescherming bestaan een aantal uitzonderingen. 

Voor gezinnen met minderjarige schoolgaande kinderen bepaalt de omzendbrief van 29 april 2003, gewijzigd door de omzendbrief van 2 januari 2016, dat DVZ kan beslissen de repatriëring tijdelijk uit te stellen tot het einde van het schooljaar wanneer DVZ het BGV nam in de periode vanaf het begin van de paasvakantie tot het einde van het schooljaar. Deze mogelijkheid bestaat niet bij een tweede of volgend BGV.

Om het risico op onderduiken te vermijden tijdens de periode van tijdelijk uitstel kan de minister of DVZ je preventieve of minder dwingende maatregelen voor vasthouding opleggen. 

Gevolgen van de uitvoering van het BGV

Een bevel om het grondgebied te verlaten dat wordt uitgevoerd, krijgt volledig uitwerking op het moment van uitvoering en kan in principe je rechtspositie niet meer beïnvloeden.

Maar wanneer een BGV dat gepaard gaat met een inreisverbod, wordt uitgevoerd, verliest het BGV niet volledig zijn uitwerking want het vormt nog steeds de juridische en feitelijke grondslag voor het bestaan van het ermee gepaard gaande inreisverbod.