In verschillende beschikkingen van november 2021 veroordeelt de arbeidsrechtbank van Brussel Fedasil tot opvang van asielzoekers die als gevolg van de opvangcrisis geen toegang krijgen tot het opvangnetwerk. Dit enkel op voorwaarde dat de asielaanvraag werd geregistreerd. Indien dit niet het geval is, verklaart de arbeidsrechtbank zich onbevoegd. Dit staat in schril contrast met rechtspraak ten tijde van het online aanmeldformulier, en lijkt niet in overeenstemming met rechtspraak van het HvJ (C-36/20 van 25-06-2020).
RvV arrest nr. 256.214 van 11-06-2021 analyseert de veiligheidssituatie in de stad Goma (Noord-Kivu, DRC) in het licht van artikel 48/4, §2, c) Vw. De RvV oordeelt dat er weliswaar sprake is van een binnenlands gewapend conflict en van een veiligheidssituatie die tot een voorzichtige beoordeling noopt, maar dat er geen sprake is van een situatie van willekeurig geweld.
RvV arrest nr. 253.598 van 28-04-2021 vernietigt een beslissing van het CGVS nadat de advocaat van de verzoeker de toegang tot het persoonlijk onderhoud van zijn cliënt werd geweigerd omdat hij zich laattijdig had aangemeld. De RvV oordeelt dat deze praktijk een schending inhoudt van de rechten van verdediging, en meer bepaald van het recht op bijstand van een advocaat.
Het Nederlandstalig arbeidshof van Brussel oordeelt in arrest nr. 2017/AB/277 van 7-10-2021 conform het prejudicieel arrest van het Hof van Justitie dat de (zelfs tijdelijke) intrekking van materiële opvangvoorzieningen niet als sanctie kan worden opgelegd (HvJ nr. C-233/18 van 12-11-2019, Zubair Haqbin t. Fedasil).
Op 14-10-2021 beslist het hof van beroep van Gent in arrest nr. 2020/FA/311 om een inburgeringsattest waaruit blijkt dat taalniveau A1 behaald is, niet te aanva
RvS arrest van 22-09-2021 oordeelt dat de verplichting om bij een aanvraag gecombineerde vergunning of arbeidskaart met arbeidsmarktonderzoek een vacature gedur
RvV arrest nr. 250.751 van 10-03-2021 oordeelt dat een ‘ander familielid’ zich moet kunnen vervoegen bij een Unieburger in een gastland omdat het in het land van herkomst ten laste is van deze laatste, ook als de afhankelijkheidsband pas ontstond nadat de Unieburger al meerdere jaren in België verbleef.
In beschikking nr. 21/538/K van 31-08-2021 benadrukt de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel dat ook na een vijfde verzoek om internationale bescherming de materiële hulp enkel uitzonderlijk beperkt kan worden, als Fedasil dit individueel motiveert en de specifieke situatie van de verzoeker in acht neemt. Het loutere feit dat het een vijfde verzoek om IB betreft, laat niet toe te concluderen dat het verzoek werd ingediend met als enige doel materiële hulp te bekomen.
In arrest nr. 254.893 van 21-05-2021 kent de RvV de vluchtelingenstatus toe aan een Turkse man. De man loopt niet alleen omwille van zijn banden met de Gülen beweging een risico op vervolging, het CGVS heeft ook onvoorzichtig gehandeld door contact op te nemen met de Turkse autoriteiten.
In arrest X t. Belgische staat, C-930/19 van 2-09-2021 oordeelt het HvJ dat derdelands echtgenoten van Unieburgers en van derdelanders, die slachtoffer waren van huiselijk geweld, zich ten aanzien van het behoud van hun verblijfsrecht in een EU-lidstaat niet in een vergelijkbare situatie bevinden; herinnert het HvJ eraan dat een derdelands echtgenoot van een Unieburger zijn afgeleid verblijfsrecht in het gastland behoudt zolang hij gehuwd is, ongeacht een feitelijke scheiding; komt het HvJ terug op eerdere rechtspraak en stelt het nu dat een derdelands echtgenoot van een Unieburger als slachtoffer van huiselijk geweld zijn verblijfsrecht krachtens artikel 13, lid 2, eerste alinea, sub c) Burgerschapsrichtlijn ook nog kan behouden na vertrek van de Unieburger uit het gastland, op voorwaarde dat het slachtoffer een echtscheidingsprocedure opstart binnen een ‘redelijke termijn’ na het vertrek.
In arrest nr. 2020/FE/49 van 9-03-2021 erkent het hof van beroep van Antwerpen een Ahmadi huwelijk uit Pakistan, ook al voldoet zo'n huwelijk niet aan de Pakist
Raad van State arrest nr. 252.002 van 28-10-2021 oordeelt dat een hangend MB tot terugwijzing gelijk staat aan een inreisverbod, waardoor het geen beletsel vormt voor het indienen van een 9ter-aanvraag. Er anders over oordelen, zou een schending van artikel 74/11, §3 Vw inhouden.
In arrest nr. 256.569 van 16-06-2021 oordeelt de RvV dat de duurzame oplossing voor een niet-begeleide minderjarige vreemdeling een hereniging is met de moeder, ook al heeft zij geen verblijfsrecht van meer dan drie maanden.
RvV arrest nr. 260.227 van 6-9-2021 stelt dat DVZ een aanvraag gezinshereniging van een derdelands familielid van een Unieburger die gebruik maakte van het vrij
Hof van Justitie arrest C-262/21 van 2-08-2021 oordeelt dat er geen 'ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind' kan zijn in de situatie waarin een ouder zijn kind, zonder instemming van de andere ouder, uit de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats meeneemt naar een andere lidstaat ter uitvoering van een Dublin-overdrachtsbeslissing, en vervolgens in deze lidstaat blijft nadat deze overdrachtsbeslissing nietig is verklaard zonder dat de doorverwijzende lidstaat evenwel heeft besloten hen terug te nemen of hun verblijf toe te staan. Het gaat in dat geval niet om een onwettige handeling, maar om het gevolg geven aan een beslissing die bindend is.
De RvV oordeelt op 3-05-2021 in arrest nr. 253.881 dat beide ouders als wettelijke vertegenwoordiger moeten optreden bij het instellen van een beroep in naam van hun minderjarig kind dat in België verblijft. Een beroep ingesteld door één van beide ouders is onontvankelijk. De RvV verklaart de proceshandelingen gesteld buiten de vereiste wettelijke vertegenwoordiging van onwaarde.
Deze instructie geldt sinds 18-10-2021 als een begeleide minderjarige in de opvang een verblijfsvergunning verkrijgt en de ouders of broers en zussen niet: het kind kan uitstel van vertrek uit de opvang krijgen zodat de familie samen kan blijven.
Het KB van 13-10-2021 vervangt het hoofdstuk IV van Titel II van het Verblijfsbesluit, een noodzakelijke aanpassing na de eerdere aanpassing van hoofdstuk III (‘Studenten’) van titel II van de Verblijfswet via de wet van 11-07-2021. Het KB trad onmiddellijk in werking voor de vernieuwing van het verblijf als student. Voor de allereerste verblijfsaanvraag als derdelands student treden de nieuwe bepalingen in werking voor studies die aanvatten in het academiejaar 2022 – 2023. Door de late publicatie van het KB zijn ook voor de huidige vernieuwing van het verblijf nog niet alle bepalingen toepasbaar voor huidig academiejaar 2021 – 2022. Het betreft onder meer de verhoging van de bestaansmiddelen, het profiel van de garant en de afgifte van een ontvangstbewijs met opstart onderzoekstermijn. Wel meteen van toepassing zijn de extra criteria voor weigering van de vernieuwing van dit verblijf of intrekking van het verblijf.
De nieuwe bedragen voor deze categorieën van arbeidsmigranten die zijn vrijgesteld van arbeidsmarktonderzoek, zijn aanzienlijk hoger, en gelden voor elke tewerkstelling die start op of na 1 januari 2022.
Vanaf 11-10-2021 worden bepaalde elektronische vreemdelingenkaarten voor derdelanders en familieleden van Unieburgers en Belgen vervangen. Deze wijziging door een Ministerieel Besluit van 6-10-2021 kadert in de gefaseerde modernisering van de elektronische verblijfskaarten, ter invoering van het nieuwe uniforme Europese model voor verblijfstitels. Niet alleen de lay-out, maar ook het opschrift, de nummering en de geldigheidsduur van bepaalde kaarten wijzigt. De reeds afgegeven oude kaarten blijven ook nog tijdelijk geldig.
De RvV stelt in arrest nr. 243.508 van 30 oktober 2020 en arrest nr. 244.492 van 20 november 2020 dat er drie categorieën Palestijnse vluchtelingen bestaan die door UNRWA geregistreerd zijn. Zij zijn in principe uitgesloten van bescherming onder het Vluchtelingenverdrag (volgens artikel 1D) maar omdat UNRWA hen nu geen bijstand en bescherming kan geven, vallen zij automatisch onder het Vluchtelingenverdrag. Het verzoek om internationale bescherming van een Palestijn die niet onder die categorieën valt, moet onderzocht worden.
HvJ arrest X.Y. tegen Oostenrijk (nr. C-18/20) van 9-09-2021 verduidelijkt de definitie van ‘nieuwe elementen’ voor het indienen van een volgend verzoek om internationale bescherming (IB). Het betreft nieuwe elementen die zich voordoen na de definitieve beëindiging van het vorige verzoek om IB alsook nieuwe elementen die reeds bestonden vóór de beëindiging van de procedure, maar waarop de verzoeker zich niet heeft beroepen.
In beschikking nr. 21/12/K van 19-04-2021 oordeelt de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Luik (afdeling Namen) dat de organisatie van het verblijf in een open terugkeerplaats, zoals geregeld door de Fedasil-omzendbrief van 22 september 2020, verzoekers om internationale bescherming die een bijlage 26quater ontvingen en hiertegen annulatieberoep aantekenden bij de RvV, blootstelt aan een schending van het principe van de onschendbaarheid van de woonst, van het recht op juridische bijstand en van het recht op een effectief beroep.