Een RvV arrest van 22-6-2022 erkent een 17-jarig Somalisch meisje dat vier jaar met haar moeder in België woont als vluchteling, gelet op haar vrees voor vervolging (genitale verminking, discriminatie, ...) doordat ze tot een bepaalde sociale groep behoort, met name verwesterde personen.
Het Grondwettelijk Hof stelt in een arrest van 24-11-2022 een discriminatie vast in de woonplaatsvoorwaarde van de Brusselse ordonnantie van 25-4-2019 voor kinderen die vóór 1-1-2020 recht hadden op de ‘oude’ federale gezinsbijslagen ook als hun hoofdverblijfplaats niet geregistreerd staat in het Rijksregister in een Brusselse gemeente maar ze er wel daadwerkelijk verblijven. Volgens de letter van de ordonnantie voldeden deze kinderen wel nog aan de verblijfsvoorwaarde van de nieuwe Brusselse gezinsbijslag, maar niet aan de woonplaatsvoorwaarde. Dat is ongrondwettig ook omdat het niet strookt met de wens van de Brusselse regelgever om kinderen zonder wettig verblijf het recht op kinderbijslag niet te ontnemen als zij hier voor 1-1-2020 recht op hadden.
Bij vonnis van 18-8-2022 veroordeelt de Arbeidsrechtbank van Brussel Fedasil om aangepaste opvang te voorzien voor een verzoeker om internationale bescherming (VIB) die het slachtoffer werd van verkrachting in een opvangcentrum. Deze opvang moet aangepast zijn aan de kwetsbaarheid van deze VIB zoals voorzien in de Opvangwet.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen oordeelde in arresten van 4 en 9 augustus 2022 dat om internationale bescherming verzoeken in België niet volstaat om een gegronde vrees voor vervolging te hebben in Burundi. Verzoekers moeten concreet aantonen dat zij persoonlijk een gegronde vrees voor vervolging hebben.
Op 1-1-2023 wordt richtlijn (EU) 2016/801 gedeeltelijk omgezet. Vanaf dan is het mogelijk om voor vrijwilligers in het kader van Europese vrijwilligersprojecten een gecombineerde vergunning of arbeidskaart aan te vragen. Daarnaast veranderen de regels voor gecombineerde vergunningen en arbeidskaarten voor stagiairs. Ook onderzoekers stappen binnenkort in het gecombineerde vergunningen- en arbeidskaartensysteem, maar die regels treden pas op 1-3-2023 in werking. Vanaf 1-1-2023 kunnen onderzoekers die hun onderzoek voltooid hebben wel een zoekjaar aanvragen. Het koninklijk besluit van 27 november 2022 dat deze regels in werking laat treden werd op 23-12-2022 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Sinds 19-9-2022 kunnen de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en staatlozen gehoren op afstand organiseren. De koninklijke besluiten van 2003 die de asielprocedure regelen voor DVZ en voor CGVS zijn daartoe aangepast.
Het hof van beroep van Bergen onderzoekt in dit arrest van 18-7-2022 nogmaals de vraag die al tot zoveel controverse leidde: zijn Palestijnen staatloos? Het hof concludeert, zoals het Hof van Cassatie op 19-11-2021, dat Palestina een staat is volgens de criteria van de Conventie van Montevideo. Maar het hof van beroep van Bergen stelt wel dat twee categorieën Palestijnen staatloos zijn: deze geregistreerd bij UNRWA die niet in UNRWA-gebied verblijven en deze niet-geregistreerd bij UNRWA die niet in UNRWA-gebied én ook niet in Palestijns bezet gebied verblijven.
Vanaf 14-11-2022 tot 1-4-2023 kunnen asielzoekers die werken verplicht of vrijwillig een opheffing van hun toewijzing aan een opvangplaats (code 207) krijgen. Vanaf december 2022 wordt in het Rijksregister IT141 een nieuwe code (LOG) 7 gecreëerd voor deze asielzoekers maar ook voor sinds minder dan 6 maanden erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden die bij familie of vrienden verblijven. Als de gemeente die code aanduidt, heeft dergelijke samenwoonst geen negatieve impact op belastingen en op eventuele steun of uitkering van alle betrokkenen. Deze tijdelijke maatregelen staan in een nieuwe instructie van Fedasil en worden nog verder toegelicht.
Op 29 april 2022 kent de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de vluchtelingenstatus toe aan een Salvadoraanse vrouw die het slachtoffer is van huiselijk geweld. De RvV acht het namelijk niet redelijk om aan te nemen dat de Salvadoraanse autoriteiten haar konden beschermen. “Getrouwde vrouwen in El Salvador die niet in staat zijn om hun relatie te verlaten” zijn een herkenbare, specifieke sociale groep. Dit kan de basis kan zijn voor een nood aan internationale bescherming.
De Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie (HvC) verliet in zijn arrest van 27-9-2022 de traditionele “zonder voorwerp”-rechtspraak van het Hof bij beroepen tegen administratieve detentie als de vreemdeling intussen in vrijheid is gesteld. De rechter moet zich dan toch nog uitspreken over het beroep. Dit is in lijn met rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), onder andere het arrest Saqawat van 30 juni 2020. Opmerkelijk, de Franstalige kamer van het HvC blijkt in arresten van 9 november 2022, 15 december 2022 en 22 maart 2023 toch nog terughoudend om de koerswijziging helemaal door te voeren in de eigen rechtspraak.
Volgens een RvV-arrest van 31-5-2022 staat het beperkt omgangsrecht bij pleegzorg de vereiste gezinscel voor gezinshereniging tussen ouder en kind niet in de weg. DVZ schendt de materiële motiveringsplicht en artikel 8 EVRM wanneer hij met een bijlage 21 het verblijfsrecht op basis van gezinshereniging met een Belgisch minderjarig kind beëindigt zonder voldoende rekening te houden met het hoger belang van het kind.
De Belgische Staat moet de uitspraak van de arbeidsrechtbank van Brussel uitvoeren en de verzoeker van internationale bescherming (VIB) onderdak en materiële bijstand verlenen om in zijn basisbehoeften te voorzien. Dat beslist het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op 31 oktober 2022. Op 15 november legt het EHRM in een andere vergelijkbare zaak van verschillende VIB opnieuw voorlopige maatregelen op.
Raad van State arrest nr. 253.942 van 9-6-2022 (Franstalig) oordeelt dat de DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) uitdrukkelijk moet motiveren. De formele motiveringsplicht van bestuurshandelingen vereist dat de DVZ de feitelijke en juridische gronden uiteenzet waarop deze is gebaseerd. Wanneer DVZ beveelt het grondgebied te verlaten, moet hij daarbij in het bijzonder rekening houden met de grondrechten van de vreemdeling en uitleggen hoe hij rekening heeft gehouden met de vereisten uit artikel 74/13 Vw nl. het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand. De RvS oordeelde in arrest nr. 253.374 van 28-3-2022 (Nederlandstalig) in andere zin. De rechtspraak lijkt verdeeld op dit punt.
Hof van Justitie arrest nr. C-673/20 van 9-6-2022 bevestigt dat Britten vanaf 1-2-2020 niet langer EU-burgers zijn. Zij genieten bijgevolg niet meer van de rechten die voortvloeien uit het Unieburgerschap die niet beschermd worden door het Terugtrekkingsakkoord, zoals het actief en passief gemeentekiesrecht in de lidstaat waar zij verblijven. Britten die in België verblijven moeten voortaan dus, net zoals andere derdelanders, vijf jaar onafgebroken hun hoofdverblijfplaats in België hebben gehad om zich te kunnen laten registreren voor het gemeentekiesrecht.
In twee arresten van 6 juli 2022 concludeert de Nederlandse Raad van State dat er een evident en fundamenteel verschil is tussen het beschermingsbeleid van Nederland enerzijds en Denemarken en Zweden anderzijds. De RvS nam aan dat er een risico was op indirect refoulement bij overdracht aan Denemarken van een Syrische asielzoeker die alle Deense rechtsmiddelen had uitgeput. Een andere asielzoeker die eerder een verzoek om internationale bescherming (VIB) in Zweden had ingediend kon niet bewijzen dat alle Zweedse rechtsmiddelen waren uitgeput. De bevindingen van de Nederlandse Raad van State kunnen nuttig zijn voor de Belgische praktijk rond VIB van Syriërs die eerder een aanvraag hebben ingediend in Zweden of Denemarken.
RvV arrest nr. 269.049 van 25-2-2022 kent de vluchtelingenstatus toe aan een verzoeker die voor de achtste keer om internationale bescherming vroeg. Hoewel de bekering van de verzoeker tot het christendom eerder als weinig oprecht en opportunistisch gezien werd, duiden zijn consistente verklaringen en neergelegde documenten op een volgehouden en werkelijk engagement als christen. Minstens leidt zijn betrokkenheid bij de christelijke gemeenschap ertoe dat hij in Irak als bekeerd kan worden gepercipieerd. De RvV kent hem de vluchtelingenstatus toe.
RvV arrest nr. 264.018 van 22-11-2021 beoordeelt de geloofwaardigheid van een bekering tot het christendom van een Iraanse verzoekster om internationale bescherming aan de hand van de drie elementen van HvJ arrest Fathi van 4-10-2018: de motieven van het bekeringsproces, de kennis en de beleving van het nieuwe geloof. De RvV oordeelt dat de verzoekster geen oprechte bekering tot het christendom aannemelijk maakt en verwerpt het beroep.
Hof van Cassatie arrest C.20.0448.F van 17-6-2022 oordeelt dat de lijst van gewichtige feiten eigen aan de persoon, zoals opgesomd in het Wetboek van de Belgische nationaliteit en het KB van 14/01/2013, limitatief is. Deze beslissing van het Hof maakt een einde aan de situaties waarbij bijvoorbeeld verkeersboetes aanleiding gaven tot weigeringen.
De mogelijkheid voor lidstaten om tijdelijk terug grenscontroles in te voeren is een uitzondering op het vrij verkeer in de Europese Unie. Volgens een Hof van Justitie arrest van 26 april 2022 is de termijn van 6 maanden uit artikel 25 Schengengrenscode een dwingende termijn die lidstaten alleen kunnen verlengen als er een nieuwe ernstige bedreiging is voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid.
Op 28-9-2022 veroordeelde het Franstalig Arbeidshof van Brussel Fedasil om artikel 11, § 3 van de Opvangwet toe te passen als Fedasil binnen de 48 uur geen opvangplaats geeft aan de verzoeker. Artikel 11, § 3 Opvangwet laat toe om bij verzadiging van het opvangnetwerk geen verplichte plaats van inschrijving (code 207) toe te wijzen. Hierdoor krijgt de verzoeker om internationale bescherming recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Ook het Nederlandstalig Arbeidshof van Brussel sprak zich op 20 december 2022 in dezelfde zin uit.
Grondwettelijk Hof arrest nr. 75/2022 van 9-6-2022 vernietigt gedeeltelijk artikel 2.4.4.2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek (BSW). Het ontschepingsverbod voor verstekelingen is op een aantal punten onevenredig, heeft onevenredige gevolgen of is onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. Ook is het strijdig met artikel 12, eerste lid van de Grondwet en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
In vonnis nr. 21/875/B van 21-9-2022 oordeelde de familierechtbank te Dendermonde dat een religieus huwelijk gesloten in februari 2017 voor de Eritrese Orthodoxe kerk in Soedan erkend moest worden. De rechtbank controleerde de authenticiteit van de huwelijksakte en de geldigheid van het huwelijk. Anders dan het Openbaar Ministerie en de Dienst Vreemdelingenzaken oordeelde de rechter dat er geen sprake was van een schijnhuwelijk aangezien geen van beide echtgenoten op het ogenblik van de huwelijkssluiting al een verblijfsrecht hadden in België. Het huwelijk kan in 2017 niet gesloten zijn met als enige doel een verblijfsrechtelijk voordeel te krijgen voor een echtgenoot in 2019.
RvV arrest nr. 270.601 van 29-3-2022 vernietigt de weigering van gezinshereniging van een Afghaanse moeder met haar minderjarig kind dat in België erkend vluchteling is en hier vergezeld is door zijn vader. Die weigering hield onvoldoende rekening met het hoger belang van haar bijzonder kwetsbare, minderjarige zoon met een beperking. Dit schendt de formele motiveringsplicht en artikel 12bis, §7 van de Verblijfswet.
RvV arrest nr. 273.049 van 20-05-2022 oordeelt dat steun aan de Koerdische PKK geen uitsluiting rechtvaardigt van internationale bescherming (IB) op grond van artikel 1, F (c) van het Vluchtelingenverdrag. Een uitsluiting van IB kan wel gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 1, F (a) Vluchtelingenverdrag wanneer de verzoeker individueel verantwoordelijk kan worden gesteld voor oorlogsmisdrijven.